Vakwoordenboek
Basismaat: De maat waarin de eerste patronen ontwikkeld en doorgepast worden.
Binnenbelijning: hulplijnen op patroondelen zoals bijvoorbeeld de aanduiding van een opgestikte zak, plooilijnen, …
Boorgat: Wanneer men niet met binnenbelijningen kan werken op patronen, worden in productie boorgaten gebruikt, dit zijn kleine gaatjes die men in de stof maakt om bepaalde dingen aan te duiden. Deze gaten staan telkens waar ze niet zichtbaar zijn voor het uiteindelijk product; om een neep aan te duiden staat het boorgat bijvoorbeeld op 3 cm van het einde van de neep, of om een opgestikte zak aan te duiden, zullen de boorgaten 5 mm naar binnen van de plaats van de zak staan.
CAD-software: CAD staat voor ‘Computer-Aided Design’ en is software dat wordt gebruikt voor het ontwerpen van technische tekeningen. Er bestaan meerdere soorten software die zich specialiseren in confectie.
CAM-software: CAM staat voor ‘Computer Aided Manufacturing’ en wordt gebruikt om het productieproces te vergemakkelijken. In onze sector gaat dit vooral over puzzelprogramma’s waarmee men automatisch of handmatig stofplannen kan inleggen.
Converteren: het overzetten van patronen van één soort CAD-systeem naar een ander soort CAD-systeem, dit gebeurt meestal met behulp van DXF/RUL bestanden. Opgelet: er gaat bijna altijd wel bepaalde info verloren bij het converteren van patronen.
Digiteren: Het proces om van papieren patronen een digitaal patroon te maken. Dit wordt gedaan met behulp van een digiteertafel.
Draadrichting: een pijl op het patroondeel dat aanduid in welke richting het deel op de stof moet gelegd worden.
DXF/RUL: DXF en RUL bestanden zijn universele bestanden, deze kunnen door de verschillende softwareprogramma’s gegenereerd en geïmporteerd worden. Er worden dan telkens 2 bestanden gemaakt: het .dxf bestand zijn de basispatronen in de basismaat, het .rul bestand bestaat uit de gradatiewaardes
Fournituren: dit zijn, behalve de stof, de benodigdheden om een model te maken. Bv: rits, knopen, elastiek, …
Gradatiesprong: De waarde die men toepast op bepaalde punten om een grotere of een kleinere maat te tekenen. Bv: Wanneer maat S een borstomtrek van 80 cm heeft, en maat M een borstomtrek van 88 cm, dan is de gradatiesprong hier 8 cm op de borstomtrek.
Krimpwaarde: Een krimpwaarde wordt toegepast op de patronen wanneer er op de stof een krimptest wordt gedaan. Wanneer bijvoorbeeld een stuk stof van 1m x 1m na het wassen 3 cm kleiner is geworden in de lengte en 2 cm kleiner in de breedte, dan zal op de patronen een krimpwaarde van 103% in de lengte en 102% in breedte toegepast worden, zodat het model na wassen niet te klein uitvalt.
Lichaamsmaten: Metingen gedaan op het lichaam
Mal: een mal is een patroondeel dat in papier of karton geknipt wordt om het maken van een model te vergemakkelijken. Een mal kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de aanduiding van knopen en knoopsgaten, of om ronde belijningen van patroondelen te controleren.
Modelsamenstelling: een verzameling van patroondelen met de juiste aantallen en voor de nodige stoffen om 1 model mee te maken.
Naadwaarde: een waarde die aan de contour van een patroon toegevoegd wordt, om de panden aan elkaar te kunnen stikken.
Nestpatroon: De patronen in alle maten in elkaar gelegd. Patronen worden steeds gegradeerd in een ‘nestpatroon’ door middel van alle belangrijke punten van het patroon een gradatiewaarde toe te kennen. Op deze manier kunnen wij controleren of de patronen een gelijkaardige vorm aanhouden doorheen de matenreeks.
Overeenkomstknippen: in de naadwaarde van een stof worden op bepaalde plaatsen knipjes gegeven om het stikken van een model te vergemakkelijken: deze knippen moeten samenvallen wanneer men de naden van 2 patroondelen aan elkaar stikt.
Overwijdte: Wanneer een patroon ontwikkeld wordt, zal men bij de gebruikte lichaamsmaten steeds een waarde bijtellen om bewegingsruimte in het kledingstuk te creëren, dit noemt men de overwijdte.
Patroonmaten: Metingen gedaan op de patronen
PDF-patroon: Een digitaal patroon in PDF formaat bedoelt voor hobbynaaiers; dit kan, afhankelijk van het soort, thuis of in een copycenter geprint worden of op de stof geprojecteerd worden met behulp van een projector.
Prototype: Een uitwerking van de patronen voor die in productie gaan om het model te beoordelen. Ook wel sample, staal of toile genoemd.
Raderblad: Een blad waarop alle patroondelen in nestvorm geplaatst worden, hieruit moet u de gewenste maat met behulp van patroonpapier of kalkpapier uit ’raderen’/overtekenen. Wordt vaak gebruikt bij naaitijdschriften of losse patronen voor hobbynaaiers.
Raport: Bij een stof met ruit of een terugkerend motief, is de raport de afstand tussen het begin van de ruit/tekening en het einde van de ruit/tekening. Wij hebben deze afstand nodig wanneer wij stofplannen maken voor een model met bijv. een geruite stof, zodat wij ervoor kunnen zorgen dat de ruit doorloopt over verschillende stofpanden.
Sample: Een uitwerking van de patronen voor die in productie gaan om het model te beoordelen. Ook wel staal, prototype of toile genoemd.
Snijlijn: De lijn van het patroon met naadwaarde, waarmee men het patroon dient uit te snijden.
Staal: Een uitwerking van de patronen voor die in productie gaan om het model te beoordelen. Ook wel sample, prototype of toile genoemd.
Stiklijn: De lijn van het patroon zonder naadwaarde, waarop men het patroon dient aan elkaar te stikken.
Stofbreedte: De breedte van de stof voor het maken van stofplannen, van zelfkant naar zelfkant
Stofplan: Een intekening van de patroondelen met de juiste aantallen voor een bepaalde stof, met een bepaalde breedte om de stof mee te knippen/snijden.
Stofverbruik: De nodige lengte stof die men nodig heeft om een model in 1 maat te maken. Voor de kostprijs van een kledingstuk te berekenen, heeft men vaak het gemiddeld stofverbruik nodig, dan wordt het verbruik voor elke maat bepaald en hiervan het gemiddelde genomen.
Technische fiche: Een fiche ter ondersteuning voor het maken van een model: hierop kan u eventueel een modeltekening vinden, benodigde fournituren en naaddoorsnedes om het model op de juiste manier te assembleren.
Toile: Een uitwerking van de patronen voor die in productie gaan om het model te beoordelen. Ook wel sample, staal of prototype genoemd.